beschikken over (v) (bezit) | zur Verfügung haben (v) (bezit) |
beschikken over (v) (bezit) | die Verfügung haben über (v) (bezit) |
beschikken over (v) (tijd) | verfügen über (v) (tijd) |
beschikken over (v) (bezit) | verfügen über (v) (bezit) |
beschikken over (v) (tijd) | zur Verfügung haben (v) (tijd) |